Winkelmand

Geen producten in de winkelwagen.

De doorbraak van Geert-Jan Knoops

Sprout Magazine spreekt maandelijks met topondernemers over de periode vóór hun grote doorbraak. Deze keer: advocaat Geert-Jan Knoops (1960). ‘Het Korps Mariniers was mijn belangrijkste leerschool’

1978 – KORPS MARINIERS

Mijn ouders komen uit het onderwijs en het lag voor de hand dat ik daar ook zou belanden. Ik deed de pedagogische academie, deed veel aan sport, was diepzeeduiker, bergbeklimmer en dacht erover om docent lichamelijke opvoeding te worden. Tot ik voor mijn militaire dienst bij het korps mariniers werd aangenomen. Dat was het moment dat dingen in mijn leven samenvielen. Ik was redelijk beschermd opgevoed en bij het korps werd ik geconfronteerd met verantwoordelijkheid durven nemen, met extreem afzien en doorzetten. Trouw zijn aan elkaar onder alle omstandigheden, daar ging het om. Ik stond bekend als een wat teruggetrokken en introverte jongen en mijn ouders hadden daarom waarschijnlijk ook nooit verwacht dat ik de eindstreep bij het korps zou halen. Van de 25 geselecteerden voor de opleiding bleven er ook maar twaalf over. Ik werd ‘best officer’ van mijn klas. Na de opleiding werd ik op mijn eenentwintigste voor de leeuwen gegooid voor een peloton van 33 doorgewinterde beroepsmariniers. Het bleek om heel andere kwaliteiten te gaan dan het zijn van een vechtmachine. Er waren meer jongens zoals ik. Natuurlijk moet je sportief zijn, maar het gaat vooral om het mentale uithoudingsvermogen en het hebben van kwaliteiten die je bijvoorbeeld ook terugvindt bij Kung Fu-leermeesters.


Dit artikel komt uit Sprout Magazine. Abonnement?

1982 – ZWAKKEREN

Nadat ik van een bevlogen viceadmiraal les had gekregen in militair recht, werd ik op gegeven moment in Noorwegen, waar ik gestationeerd was, als niet-jurist aangesteld als militair raadsman in een strafzaak over gestolen rendierhuiden. Die zaak liep goed af en dat optreden maakte indruk op mijn superieuren. Ik mocht door als beroepsmilitair, maar werd vooral aangemoedigd om met dat talent iets te doen. Voor zwakkeren in de samenleving opkomen in een juridisch discours bleek te passen bij mij. Ik herinner mij een van mijn eerste colleges in Tilburg van de charismatische professor Deelen over een rede uit de jaren ’50 van de jurist Marcel Bregstein over de betrekkelijke waarde der wet. Een complex stuk waarbij de essentie pas na een paar keer lezen goed doordringt. Recht kan soms onrecht zijn. In de praktijk leerde ik pas goed dat het soms rechtvaardiger is van de wet af te wijken. Als jonge advocaat zag ik dat mensen door omstandigheden hun huur niet meer konden betalen en uit hun woning werden gezet. Dat staat in de wet, maar is niet altijd moreel juist.

Dagelijks de nieuwsbrief van Startups & Scaleups ontvangen?



Door je in te schrijven ga je akkoord met de algemene en privacyvoorwaarden.

1991 – MAX MOSZKOWICZ SR.

Ik ben als privaatrechtelijk advocaat begonnen, maar doordat ik een strafzaak deed die later bij het mensenrechtenhof in Straatsburg beroemd is geworden, bewoog mijn praktijk zich steeds meer richting strafzaken. Ik ben toen door Max Moszkowicz Sr. gevraagd om voor hem te komen werken en dat was een uitgelezen kans. Moszkowicz was toen al een icoon en wist het recht op een toegankelijke manier zichtbaar te maken in de rechtszaal. Hij was creatief, welbespraakt en toegankelijk. Van hem leerde ik in grotere, spraakmakende strafzaken mee te doen en om te gaan met de publiciteit die daarbij komt kijken. Een belangrijke leerschool.

1994 – GELD IS NIET ALLES

Bij Moszkowicz ben ik mijn vrouw en partner Carry tegengekomen. Op mijn 34ste ben ik met haar een eigen kantoor begonnen. We hadden niets, geen enkel beginkapitaal en zaken hadden we ook niet, want mijn bestaande moest ik – terecht – bij Moszkowicz achtergelaten. Toch hebben we doorgezet. Ik had dat nooit durven dromen, maar bij het korps mariniers heb ik geleerd ingrijpende beslissingen te durven nemen. We hebben inmiddels bekende zaken gedaan: de Puttense moordzaak, de Deventer moordzaak, de zaak Eric O. en ook vele, vele pro deo zaken. Anders dan sommige collega’s gaan we niet voor het grote geld. Het Talmoedisch denken leert dat je elkaar moet helpen in tijden van nood. Deze levensbeschouwelijke opvatting, die ook de basis is in de Oosterse religies en in de Islam, werkt door in onze beroepsuitvoering. Mijn kantoor is sinds 2012 daarom ook aangesloten bij het wereldwijde Innocence Network, de laatste reddingsboei voor mensen van wie iedereen zich heeft afgekeerd, maar die wel onschuldig in de gevangenis zijn beland. Dat levert financieel vrijwel niets op, maar zo zit mijn kantoor nu eenmaal in elkaar.